Frans : Nederlands ressembler à = lijken op l’église (f) = de kerk décorer = versieren l’étui de protection (m) = het beschermhoesje en cuir = van leer incroyable = ongelooflijk la femme = de vrouw la place = het plein le café = het café en verre = van glas tu connais (connaitre) = jij kent (kennen) vers = tegen (+ tijd) la fontaine = de fontein n’est-ce pas ? = nietwaar? avoir lieu = plaatsvinden la tour = de toren joyeux, joyeuse = vrolijk on y va = we gaan er naartoe au milieu de = in het midden van peser = wegen