Spaans : Nederlands intensificarse = verhevigen aumentar = toenemen gigantesco = reusachtig arrastrar = meeslepen el Ártico = het noordpoolgebied la capa = de laag la provincia = de provincie forestal = bos- el superviviente = de overlevende el terremoto = de aardbeving equivocarse = zich vergissen frenar = afremmen la selva = het woud la gota = de druppel la Edad de Piedra = het stenen tijdperk negativo = ontkennend evitar = vermijden intervenir en = bijdragen aan