Spaans : Nederlands la patera = het bootje el pescador = de visser asiático = Aziatisch el chino = Chinees marroquí = Marokkaans el empresario = de ondernemerr el taller = het atelier / de werkplaats árabe = Arabisch el hondureñoa = Hondurees la virtud = de deugd apreciar = waarderen dudar = twijfelen la transición = de transitie el inmigrante = de immigrant la comunidad = de gemeenschap rejuvenecer = verjongen envejecer = vergrijzen acelerar = versnellen concentrar = samenbrengen rumano = Roemeens ecuatoriano = Ecuadoriaans común = gemeenschappelijk ir de marcha = uitgaan trilingüe = drietalig materno = moeder- castellano = het Castiliaans residir = wonen el trauma = het trauma el gueto = het getto la consejería = de raad la inmigración = de immigratie el madrileño = Madrileens positivo = positief inferior = minder / lager integrarse = deel gaan uitmaken van