Frans : Nederlands l'univers = het universum / de wereld le mathématicien = de wiskundige la mathématicienne = de wiskundige les mathématiques = de wiskunde le terrain = het gebied l'exploration = de ontdekking / het onderzoek l'écriture = het schrift / het schrijven la création = de schepping intituler = noemen / een titel geven intituler qc = iets noemen / een titel geven aan iets kékchose (= quelque chose) = iets extrême = extreem le bout = het stukje / het deeltje l'innocence = de onschuld à petit feu = op laag vuur énigmatique = raadselachtig / mysterieus saupoudrer = bestrooien / met iets bestrooien poivrer = peperen mettre les voiles = wegzeilen / opstappen / z'n biezen pakken en venir à = ertoe komen om de rois = koninklijk le weekend en amoureux = het romantische weekend