Frans : Nederlands j’ai perdu (perdre) = ik ben kwijt (kwijt zijn, verliezen) / heb verloren (kwijt zijn, verliezen) tu plaisantes = je maakt een grapje c’est la galère ! = wat een gedoe! le réseau = het netwerk le mot de passe = het wachtwoord le chargeur = de oplader souris ! (sourire) = glimlach! (glimlachen) gagner = winnen penser = denken voyons ! (voir) = laten we zien! (zien) pas mal = niet slecht rapporter = terugbrengen tu m’accompagnes = jij gaat met me mee ça marche = afgesproken / deal fin = dun / fijn l’accès (m) = de toegang dépasser = overschrijden la limite = de grens / limiet tu sais (savoir) = jij weet (weten) poster = posten