Frans : Nederlands celui = die van le programma d'échange = het uitwisselingsprogramma entre = tussen avoir lieu = plaatsvinden au mois de = in de maand content = blij, tevreden les coordonnées (f pl) = de persoonlijke gegevens se présenter = zich voorstellen lire = lezen plus tard = later l'emploi (m) = de baan parce que = omdat améliorer = verbeteren le mot = het woord se demander = zich afvragen plein de = volop ensemble = samen s'entendre avec = met elkaar kunnen opschieten vite = snel amitiés = groetjes