Frans : Nederlands
manger = eten
boire = drinken
l'entrée (v) = het voorgerecht
le plat principal = het hoofdgerecht
les haricots verts (m mv) = de boontjes
la carotte = het worteltje
la saucisse = het worstje
le poulet = de kip
rôti = gegrild
les pâtes (v mv) = de pasta
le poisson = de vis
le dessert = het toetje
les fruits (m mv) = het fruit
le jus d'orange = het sinaasappelsap
le yaourt = de yoghurt