Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • Qu'est-ce qu'il y a ? Ça ne va pas bien ? = Wat is er? Gaat het niet goed?
  • Je suis nerveux / nerveuse et un peu timide. = Ik ben zenuwachtig en een beetje verlegen.
  • Tu as l'air vraiment content. = Je ziet er echt blij uit.
  • Merci du compliment. C'est très gentil. = Dank je wel voor het compliment. Dat is erg aardig.
  • Je suis super heureux / heureuse, parce que j'ai eu un 16 en géo ! = Ik ben dolbij, want ik heb een 8 gehaald voor aardrijkskunde!
  • Je suis un peu stressé(e). = Ik ben een beetje gestresst.
  • Je ne me sentais pas à l'aise. = Ik voelde me niet op mijn gemak.
  • Tu sais bien présenter un exposé. = Je kunt goed een spreekbeurt houden.
  • Il pense qu'il est meilleur que les autres. = Hij denkt dat hij beter is dan de anderen.
  • À mon avis, tu es simplement jaloux. = Volgens mij ben je gewoon jaloers.