- Frans Nederlands
- intérieur = van binnen
- avoir froid = koud hebben
- la scène = de scène / het toneelpodium
- le groupe = de groep
- il s'agit de = er is sprake van / het gaat om
- aura = zal hebben
- en effet = effect / inderdaad effet
- neuf / neuve = nieuw
- falloir / faut = moeten / moet
- monter = naar boven gaan / instappen
- battre = slaan
- à droite = de rechterkant / (naar) rechts le droite
- libre = vrij
- la situation = de situatie
- âme = ziel
- doucement = zachtjes
- table = tafel
- la lettre = de brief / de letter
- rappeler = terugbellen / terugroepen / herinneren
- faux = vals / onecht
- la lumière = het licht
- incroyable = ongelooflijk
- le silence = de stilte
- joli = mooi / charmant
- le coin = de hoek
- la loi = de wet
- absolument = absoluut
- la dame = de dame
- magnifique = grandioos
- le dos = de rug