marié le métier la tête
le bras la main les doigts
le pied la jambe tourner
petit nouveau gagner
depuis arriver à l’heure
l’eau le portable un texto / un SMS
devant un maillot les chaussettes
le départ les vêtements chaud
rentrer aimer regarder
het hoofd het beroep getrouwd
de vingers de hand de arm
draaien het been de voet
winnen nieuw klein
op tijd aankomen / komen sinds
een sms’je het mobieltje het water
de sokken een shirt / een trui voor
warm de kleren het vertrek
kijken naar houden van thuiskomen
écouter adorer / aimer détester
C’est bête! / C'est stupide! J’aime bien … C’est facile.
aussi
een hekel hebben aan dol zijn op luisteren naar
Dat is gemakkelijk. Ik vind het wel leuk./ Ik vind het leuk. Dat is stom!
ook