un cours les grands-parents l’été
Il fait beau. Il fait chaud. la neige
la semaine hier demain soir
cet après-midi tourner la plage
nouveau / nouvelle pendant j’aimerais bien
le matin un maillot de bain montrer
Ne bouge plus! je me sens le bonheur
C’était super! ouvert / ouverte inviter
Quel temps fait-il? entre un lit
de zomer de grootouders een les
de sneeuw Het is warm weer. Het is mooi weer.
morgenavond gisteren de week
het strand draaien vanmiddag
ik zou graag tijdens nieuw
laten zien een zwembroek / een badpak de ochtend
het geluk ik voel me Beweeg niet meer!
uitnodigen open Dat was geweldig!
een bed tussen Wat voor weer is het?
le petit-déjeuner le déjeuner un enfant
quelques jours demander environ
parfois chaque jour par semaine
l’année dernière la mer la montagne
la campagne
een kind de lunch het ontbijt
ongeveer vragen enkele dagen
per week iedere dag soms
de berg de zee vorig jaar
het platteland