Qu’est-ce que c’est? C’est une guitare. Qui est-ce?
Ce sont les parents de Clarisse. Tu habites où? Vous habitez où, Damien et Saïd?
C'est où? J’habite à Strasbourg. Nous habitons dans un appartement.
C’est près de la gare. sur la table sous le lit
dans le garage devant la maison derrière l’hôtel
à côté de la maison en face de la ferme à gauche de l’hôtel
à droite de l’appartement À demain C’est l’heure!
À toi maintenant! Ouvrez le livre à la page 25!
Wie is dat? Het is een gitaar. Wat is dat?
Waar wonen jullie, Damien en Saïd? Waar woon je? Dat zijn de ouders van Clarisse.
Wij wonen in een flat. Ik woon in Straatsburg. Waar is het?
onder het bed op de tafel Dat is / ligt dicht bij het station.
achter het hotel voor het huis in de garage
links van het hotel tegenover de boerderij naast het huis
Het is tijd! Tot morgen! rechts van de flatwoning
Open het boek op blz. 25! Nu ben jij aan de beurt!