NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Frans
Malmberg
D'accord3
2vmbo-gth
2vmbo-gth-H8-NF-expressions
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Frans
Nederlands
La météo d’aujourd’hui.
=
Het weerbericht van vandaag.
Il fait beau.
=
Het is mooi weer.
Il fait mauvais.
=
Het is slecht weer.
Il pleut.
=
Het regent.
Il fait du vent.
=
Het waait.
Il fait … degrés.
=
Het is … graden.
Il fait chaud.
=
Het is warm.
Il fait froid.
=
Het is koud.
Il fait du brouillard.
=
Het is mistig.
Le ciel est couvert.
=
Het is bewolkt.
La météo d’hier.
=
Het weerbericht van gisteren.
Il faisait
=
Het was mooi weer.
Il faisait mauvais.
=
Het was slecht weer.
Il pleuvait.
=
Het regende.
Il faisait du vent.
=
Het waaide.
Il faisait … degrés.
=
Het was … graden.
Il faisait chaud.
=
Het was warm.
Il faisait froid.
=
Het was koud.
Il faisait du brouillard.
=
Het was mistig.
Le ciel était couvert.
=
Het was bewolkt.
Pardon?
=
Pardon, sorry?
Je ne comprends pas.
=
Ik begrijp het niet.
Pas si vite, s’il vous plaît.
=
Niet zo vlug, alstublieft.
Voulez-vous parler lentement, s’il vous plaît?
=
Wilt u langzaam spreken alstublieft?
Pouvez-vous répéter, s’il vous plaît?
=
Kunt u het herhalen, alstublieft?
Un moment, s’il vous plaît.
=
Een ogenblik alstublieft.
Attends! Attendez!
=
Wacht!
Je ne sais pas encore.
=
Ik weet het nog niet.
J’hésite entre … et ... .
=
Ik aarzel tussen … en … .
Pardon, madame.
=
Pardon, mevrouw.
Pardon, monsieur.
=
Pardon, meneer.
Où est le comptoir d’enregistrement?
=
Waar is de balie?
Je voudrais déposer mes bagages. C’est où?
=
Waar kan ik de bagage afgeven?
Voilà ma carte d’embarquement.
=
Hier is mijn instapkaart.
Voilà mon passeport.
=
Hier is mijn paspoort.
Où est-ce que je peux retirer de l’argent?
=
Waar kan ik geld opnemen?
Où est le terminus 2E?
=
Waar is terminus 2E?
Où est le hall de départ A?
=
Waar is vertrekhal A?
Où sont les toilettes?
=
Waar zijn de toiletten?
Où se trouvent les taxis?
=
Waar staan de taxi’s?
Où se trouvent les bus?
=
Waar staan de bussen?
Mon vol a combien de retard?
=
Hoeveel vertraging heeft mijn vlucht?
J’ai raté ma correspondance.
=
Ik heb mijn aansluiting gemist.
Ma valise n’est pas arrivée.
=
Mijn koffer is niet meegekomen.
J’ai perdu mon … . / J’ai perdu ma … . / J’ai perdu mes … .
=
Ik heb mijn … verloren.