Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Italiaans Nederlands
  • altro = ander(e)
  • dà = hij geeft
  • la settimana = de week
  • alla settimana = per week
  • lunedì (m.) = maandag
  • il lunedì = ’s maandags
  • mercoledì (m.) = woensdag
  • il mercoledì = ’s woensdags
  • venerdì (m.) = vrijdag
  • il venerdì = vrijdags
  • durare = duren
  • totale = totaal
  • insegnare = leren, onderwijzen
  • solamente = alleen / alleen maar
  • il fine settimana = het weekeinde
  • l’escursione (vr.) = de excursie
  • venire = komen
  • sabato (m.) = zaterdag
  • il sabato = ’s zaterdags
  • uno studio di pubblicità = een reclamebureau
  • va = hij gaat
  • domenica (vr.) = zondag
  • la domenica = ’s zondags
  • la campagna = het platteland
  • in campagna = naar het platteland
  • il mare = de zee
  • al mare = naar zee; aan zee
  • questa mattina / stamattina = vanochtend
  • la mattina = de ochtend
  • quasi = bijna
  • finito = afgelopen
  • la domanda = de vraag
  • domandare = vragen
  • voglio = ik wil
  • una cosa = ìets, één ding
  • cosa fai ...? = wat doe je ...?
  • durante la pausa = tijdens de pauze
  • volentieri = graag
  • la piazza = het plein
  • buono = hier: lekker
  • conoscere = kennen
  • il proprietario = de eigenaar
  • la birra = het bier
  • eccezionale = hier: heel lekker
  • va bene = oké, het is goed
  • caro = duur
  • oggi = vandaag
  • restare = blijven
  • mangiare = eten
  • la mela = de appel
  • spedisco = ik stuur, ik verzend
  • la cartolina = de ansichtkaart
  • la biblioteca = de bibliotheek
  • a dopo = tot straks
  • prima (bijw.) = eerst
  • lo scontrino = de kassabon
  • la cassa = de kassa
  • capire = verstaan, begrijpen
  • la questione = de kwestie
  • l’igiene (vr.) = de hygiëne
  • i soldi (altijd in het meervoud) = het geld
  • pulito = schoon
  • ecco perché = dat is de reden waarom
  • la cassiera = de caissière
  • toccare = aanraken
  • sporco = vies
  • significare = betekenen
  • che = dat (voegwoord)
  • igienico = hygiënisch
  • il clima = het klimaat
  • l’esempio = het voorbeeld
  • per esempio = bijvoorbeeld
  • freddo = koud
  • il freddo = de kou
  • uccidere = doden
  • il batterio = de bacterie
  • preferisco = ik geef de voorkeur aan
  • avere ragione = gelijk hebben
  • gli spiccioli = het kleingeld
  • il resto = de rest, het wisselgeld
  • irlandese = Iers
  • la birra media = 400 cl bier
  • la mozzarella = de mozzarella (Italiaanse jonge kaas)
  • il pomodoro = de tomaat
  • l’aranciata = de sinas
  • il prosciutto = de ham
  • il formaggio = de kaas
  • la sete = de dorst
  • la lista = de lijst
  • la bevanda = de drank
  • la lista delle bevande = de drankenlijst
  • vediamo un po’... = even kijken...
  • il caffè = de espresso
  • caffè lungo = de koffie
  • il caffè decaffeinato = de cafeïnevrije koffie
  • il succo di frutta = het vruchtensap
  • che frutta? = wat voor fruit?
  • la pera = de peer
  • la pesca = de perzik
  • l’albicocca = de abrikoos
  • un succo di pesca = een perziksap
  • l’acqua minerale = het mineraalwater
  • il tè = de thee
  • caldo = warm
  • lo zucchero = de suiker
  • che schifo! = bah, wat vies!