Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Italiaans Nederlands
  • la trattoria = het eethuis
  • no prenotare = reserveren
  • prenotato = gereserveerd
  • no = nee; aan eind van een vraag ook: of niet? / toch?
  • aspettare = wachten
  • il minuto = de minuut
  • In quanti siete, in due? = Met hoeveel bent u, met z’n tweeën?
  • parcheggiare = parkeren
  • il parcheggio = de parkeerplaats
  • ritornare = teruggaan
  • l’autobus (m.) = de bus
  • qui a 200 metri = 200 meter hiervandaan
  • andare a piedi = te voet gaan
  • camminare = lopen
  • decidere (deciso) = beslissen (beslist)
  • qualcosa da bere = iets te drinken
  • il litro = de liter
  • rosso = rood
  • un litro di vino rosso della casa = één liter rode huiswijn
  • qualcosa di buono = iets lekkers
  • la bottiglia = de fles
  • Barbera = Barbera (naam van een Italiaanse wijn)
  • eccellente = uitstekend
  • una bottiglia di Barbera = een fles Barbera
  • piano = hier: langzaam, rustig
  • guidare = rijden
  • Tu vai piano con il vino! = Rustig aan met de wijn, jij!
  • Io bevo quello che voglio. = Ik drink wat ik wil.
  • il cinema = de bioscoop
  • troppo = hier: te veel
  • il menù = de menukaart
  • il primo = het warme voorgerecht (zie ook ‘uit eten gaan in Italië’)
  • come primo = als voorgerecht
  • le lasagne = de lasagne (Italiaans pastagerecht)
  • vegetariano = vegetarisch
  • il risotto = het rijstgerecht
  • risotto alla marinara = rijst met vis
  • il secondo = het hoofdgerecht
  • come secondo = als hoofdgerecht
  • la bistecca = de biefstuk
  • il fungo = de paddestoel
  • bistecca ai funghi = biefstuk met paddestoelen
  • la melanzana = de aubergine
  • melanzane alla parmigiana = aubergines met kaas
  • cin cin! = proost!
  • a tavola = aan tafel
  • la tavola = de tafel (gedekt)
  • il tavolo = de tafel (als object)
  • tanto = veel
  • il contorno = het bijgerecht
  • E come contorno? = En als bijgerecht?
  • l’insalata = de salade
  • la patata = de aardappel
  • fritto = gebakken
  • le patatine fritte = de frietjes
  • buon appetito! = eet smakelijk!
  • piacere = lekker of leuk vinden, afhankelijk van de context
  • Ti piace la bistecca? = Vind je de biefstuk lekker?
  • mi piace = ik vind hem lekker
  • tenero = mals
  • non mi piacciono = ik vind ze niet lekker
  • grasso = vet
  • mancare = ontbreken
  • manca il sale = er is geen zout
  • il sale = het zout
  • il pepe = de peper
  • il pane = het brood
  • alle nove in punto = precies om negen uur
  • dopo mangiato = na het eten
  • la calma = de rust
  • il film = de film
  • il titolo = de titel
  • americano = Amerikaans
  • non mi piacciono i film americani = ik houd niet van Amerikaanse films
  • stare in casa = thuis blijven
  • il conto = de rekening