Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Italiaans Nederlands
  • anche = ook
  • ha anche preso patatine

    hij nam er ook chips bij

  • come = hoe
  • come ci sei arrivato?

    hoe ben je hier gekomen?

  • oggi = vandaag
  • oggi è una bellissima giornata

    vandaag is een mooie dag

  • il lavoro = het werk
  • il lavoro non è mai finito

    het werk is nooit af

  • ancora = nog
  • quello non è ancora arrivato

    dat is er nog niet

  • piccola = klein
  • mia sorella è piccola

    mijn zusje is klein

  • del = van
  • il pane è del fornaio

    het brood is van de bakker

  • grande = groot
  • l'edificio è grande

    het gebouw is groot

  • stanco = moe
  • sono stanco

    ik ben moe

  • chi = wie
  • chi è quello?

    wie is dat?

  • domani = morgen
  • domani il tempo è bello

    morgen wordt het mooi weer

  • già = al
  • ci sei già?

    sta je daar al?

  • lui = hij
  • lui è molto alto

    hij is erg lang

  • la ragazza = het meisje
  • la ragazza balla attraverso la stanza

    het meisje danst door de kamer

  • il ragazzo = de jongen
  • il ragazzo gioca a calcio

    de jongen speelt voetbal

  • la casa = het huis
  • la casa è stata venduta

    het huis is verkocht

  • non c'è male = niet slecht
  • lei = ze
  • lei è magra

    ze is slank