neque
|
neque...neque
|
post (bijw.)
|
idem, eadem, idem (eiusdem)
|
idem ac / atque / et
|
leo, leonis (m)
|
gemitus, gemitus
|
edo (edĕre)
|
dolor, doloris (m)
|
vulnus, vulneris (o)
|
quidem (bijw.)
|
conspectus, conspectus
|
territus terreo (terrēre)
|
animus
|
inquit (staat tussen de aangehaalde woorden)
|
apparet
|
mitis, -is, -e (mitis)
|
quasi
|
ops, opis (v)
|
gratia + gen.
|
visus est
|
cruor, cruoris (m)
|
vixi
|
solus, -a, -um (solius)
|
ullus, -a, -um (ullius)
|
neuter, neutra, neutrum (neutrius)
|
|
later / daarna
|
noch...noch / en niet...en ook niet
|
en niet / ook niet / noch
|
leeuw
|
dezelfde als
|
dezelfde / hetzelfde
|
pijn / verdriet
|
voortbrengen / uitgeven
|
gezucht
|
(aan)blik / zicht
|
zeker / ongetwijfeld (benadrukt het vorige woord) / weliswaar (vaak gevolgd door sed) 3. althans / in elk geval
|
wond
|
zegt (hij / zij / het) / zei (hij / zij / het)
|
geest / (ge)moed / ziel
|
ppp van terreo (terrēre) bang maken / verschrikken
|
zoals / alsof / als het ware
|
zacht / vriendelijk
|
het is duidelijk / het blijkt
|
hij scheen (perf. van vidēri)
|
dankzij / wegens / om(wille) (gratia staat altijd achter het woord in de genitivus)
|
hulp / macht / kracht / vermogen
|
alleen
|
perf. van vivo (vivĕre) / leven
|
bloed
|
|
geen van beide(n)
|
enig(e) / een of ander(e)
|