- Nederlands Nederlands
- het gaat om ... = het is een kwestie van /geen kwestie van...
- alles wat overgebleven is / het restant = de rest
- alleen doen wat voor jezelf goed is = zich om zijn eigen hachje bekommeren
- je moet het zeggen als je iets wilt of het ergens (niet) mee eens bent = je moet je mond opendoen
- mensen vinden het niet leuk wat je doet = dat wordt je niet in dank afgenomen
- hij heeft macht, mensen vinden hem belangrijk en zijn zelfs soms een beetje bang voor hem = hij heeft er flink de wind onder
- de voorzitter is niet voorzichtig met (de gevoelens van) mensen, hij kan streng en hard zijn = de voorzitter is niet iemand van de zachte hand
- je moet soms voor anderen kiezen, maar soms ook voor jezelf = het is een kwestie van geven en nemen
- vanaf / sedert = sinds
- in die tijd; op dat moment = toen
- meteen op het moment dat = zodra