Nederlands : Nederlands aanleg hebben voor = talent hebben voor iets buitengewoon = meer dan gewoon, bijzonder de carrière = het krijgen van een steeds betere baan of positie het ezelsbruggetje = hulpmiddel om iets te onthouden gedreven = met een sterk verlangen gemotiveerd = er zin in hebben en het belangrijk vinden individueel = zonder andere mensen de inspanning = de moeite, de kracht die nodig is kritisch = niet zomaar alles geloven, niet snel tevreden zijn ontwikkelen = dingen erbij leren, ergens beter in worden praktisch = handig, goed in dingen doen presteren = iets voor elkaar krijgen door inspanning sociaal = met gevoel voor andere mensen uitblinken in = ergens opvallend goed in zijn uitzonderlijk = heel bijzonder, zeldzaam variëren = afwisselen, met steeds een kleine verandering combineren = losse dingen bij elkaar brengen, samenvoegen de concentratie = de aandacht op één ding de concurrent = iemand die hetzelfde wil bereiken als jij, terwijl er maar plaats is voor één favoriet = waar je het meest van houdt de houding = 1 de manier waarop je staat of zit; 2 de manier waarop je je gedraagt in gedachten = bedenken, het je voorstellen inprenten = onthouden de kans = de mogelijkheid de omgeving = wat er om je heen is, de streek de opleiding = de school, de studie de stijl = de manier waarop je tekent, danst, zingt enzovoort de voorsprong = het verder zijn dan een ander zelfverzekerd = met veel vertrouwen in jezelf zogeheten = zo genoemd, bij wijze van spreken