Nederlands : Nederlands aarts = eerste / hoogste / ergste zich bekommeren om = zorgen hebben over iets / iets of iemand helpen bestempelen = zo noemen / betitelen bewust = opzettelijk de educatie = onderwijs fervent = vurig / fanatiek inprenten = heel goed duidelijk maken / goed in je geheugen opnemen het kader = 1 de lijst; 2 het geheel, het systeem onder de knoet houden = onderdrukken louter en alleen = uitsluitend / alleen maar niet op je mondje gevallen zijn = gemakkelijk dingen durven zeggen de Nobelprijs = elk van zes belangrijke prijzen die jaarlijks worden uitgereikt in Zweden nomineren = voordragen / kandidaat maken publiek = openbaar / voor iedereen recent = kort geleden dat is vaste prik = dat gebeurt regelmatig het ver schoppen = veel bereiken / veel succes hebben de uitlating = opmerking / uitspraak verduren = (moeilijke dingen) verdragen wezenlijk = bepalend / essentieel / belangrijk arrogant = verwaand het domein = gebied dat iemands eigendom is de elite = machtige, rijke deel van de bevolking nota bene = let goed op sarcastisch = spottend / hatelijk het laat hem siberisch koud = het kan hem helemaal niets schelen de tirade = felle redevoering waaruit blijkt dat je boos bent