Nederlands : Nederlands het appel = nadrukkelijk verzoek de consument = iemand die geld betaalt voor een product of dienst dateren uit = een bepaalde tijd afkomstig zijn domineren = meer invloed hebben dan de rest / overheersen het draagvlak = groep mensen die allemaal iets steunen of willen de ethos = levenshouding / levensbeginsel / geloofwaardigheid geavanceerd = heel modern introduceren = 1 iemand voorstellen; 2 iets nieuws brengen de logos = 1 woord; 2 rede, verstand het motto = zin die kort en krachtig weergeeft waar het om gaat de pathos = emotie de provider = bedrijf dat toegang geeft tot internet en mobiele telefoon de retorica = kunst van het spreken en overtuigen subtiel = bijna onmerkbaar / fijnzinnig een hele toer = veel moeite of werk vrijblijvend = tot niets verplichtend zeggenschap = recht om mee te praten / macht denim = spijkerstof flatterend = goed staand / mooi staand /mooier lijkend dan in werkelijkheid / flatteus log = groot en zwaar lycra = synthetische stof met veel rek ogen = eruitzien omarmen = met plezier aanvaarden retour = terug de trend = 1 tendens, richting waarin iets zich ontwikkelt; 2 mode verkwisten = verspillen