Nederlands : Nederlands bivakkeren = logeren / verblijven de das omdoen = de oorzaak zijn van zijn dood of vernietiging erkennen = aanvaarden / inzien / toegeven garanderen = verzekeren / waarborgen imiteren = nadoen opwekken = veroorzaken / stimuleren veelvuldig = vaak verschalken = vangen / beetnemen weren = stoppen / tegenhouden / weghouden achteloos = gedachteloos / onbekommerd angstvallig = zorgvuldig / nauwgezet financieren = betalen gemeen hebben met = hetzelfde zijn / in iets erop lijken de grens trekken bij = stoppen / een einde maken aan intensief = diepgaand / hevig / sterk luchtledig = zonder lucht / niets schrijnend = brandend / pijnlijk schril = scherp / schel het wel en wee = hoe het met iets of iemand gaat weliswaar = toegegeven / wel