Nederlands : Nederlands zich bedienen van = gebruiken benadrukken = de nadruk leggen op / beklemtonen commotie = ophef / drukte / opschudding efficiƫnt = met veel en snel resultaat / doelmatig functionaris = iemand met een hoge functie binnen de overheid, in een politieke partij of in het bedrijfsleven gaandeweg = langzamerhand hedendaags = van deze tijd / huidig / modern patroon = motief / huls / vaste manier van doen symbool = teken / iets wat een algemeen bekende betekenis draagt geen vuiltje aan de lucht = niets aan de hand wellicht = misschien / mogelijk confronteren met = in contact brengen met (iets dat onaangenaam is) gedateerd = verouderd klaar = helder, duidelijk / af, gereed zich manifesteren = zichtbaar worden / zich openbaren nadrukkelijk = met nadruk / expliciet omslachtig = uitvoerig of uitgebreid terwijl dat niet hoeft optimaal = het best mogelijk / het meest gunstig talloos = ontelbaar / heel veel verwant = lijkend op / overeenkomend met / verbonden door familiebanden