Nederlands : Nederlands aanschaffen = kopen bekostigen = betalen / de kosten dragen benijden = willen hebben wat een ander heeft / jaloers zijn een tweede leven krijgen = opnieuw beginnen fake = nagemaakt / doen alsof / nep geërfd = nagelaten / gekregen van iemand die is gestorven het genre = soort / stijl het item = (meestal klein) onderwerp of voorwerp meespelen = samen met iemand spelen / invloed hebben de merkkleding = kleding van een bekend merk de outfit = kleding / uitrusting sociaal aanvaard = door de meeste mensen geaccepteerd trendy = volgens de nieuwste mode op verantwoorde wijze = op een manier die aan alle eisen voldoet aanrichten = veroorzaken, meestal iets vervelends de buitenreclame = reclame die je op straat ziet de lingerie = nachtkleding en onderkleding voor dames gedurende = tijdens mond-op-mondreclame = reclame die mensen onbewust maken doordat ze tevreden zijn over een product en elkaar erover vertellen ontlopen = ontwijken / moeite doen om iets of iemand niet tegen te komen oorspronkelijk = vanaf het begin de reclamecampagne = grote actie schandelijk = schandalig de sluikreclame = stiekeme, onopvallende reclame vatbaar = gevoelig voor verstrikt geraakt in = gevangen geraakt in