Nederlands : Nederlands bereid zijn = iets wel willen doen feilloos = onmiddellijk en zonder fouten de gave = bijzonder talent de gedaante = de gestalte / de vorm van een persoon haarfijn = tot in de kleinste details in de huid kruipen van = zich helemaal inleven in iets of iemand door de mand vallen = anders zijn dan je je had voorgedaan / ontmaskerd worden ondergaan = een behandeling of verandering meemaken / verdwijnen (zonsondergang) onheilspellend = alsof er iets heel vervelends dreigt te gebeuren met ontzag = met respect / onder de indruk overtuigend = zo dat anderen geloven dat je gelijk hebt reddeloos verloren = niet meer te helpen toevlucht nemen tot / toevlucht zoeken bij = iets doen omdat er geen betere mogelijkheid is / schuilplaats zoeken bij voorgoed = voor altijd begerig = heel erg verlangen om iets te hebben falen = mislukken doordat je fouten maakt de frustratie = boos zijn omdat iets niet lukt of gebeurt, terwijl je dat graag wilt het gezichtsbedrog = iets zien wat in werkelijkheid anders is immens = heel erg groot / reusachtig instorten = ineenstorten, kapotgaan / een crisis hebben, zodat je niet meer kunt functioneren ontregelen = verstoren / in de war maken riskant = gevaarlijk / vol risico’s vasthoudend = als je niet snel opgeeft maar volhoudt waanzinnig = geestelijke gestoord, krankzinnig / meer dan normaal, absurd