Nederlands : Nederlands de bedenking = twijfel / bezwaar het domein = staatseigendom / gebied / terrein, bevoegdheid de exoot = plant of dier uit een ver land het gros = merendeel / grootste deel inheems = uit het eigen land onbekommerd = zorgeloos onderwerpen = je voegen naar de wil van / controleren ontdoen van = zorgen dat iets verdwijnt de openbare ruimte = voor iedereen toegankelijke ruimte, zoals de stoep, de straat, het plein, het gemeentehuis de paradox = uitspraak die niet lijkt te kloppen radicaal = grondig, geheel en al, totaal ruraal = landelijk / agrarisch / met betrekking tot het platteland soelaas bieden = helpen tersluiks = stiekem / heimelijk urbaan = stedelijk verwateren = verflauwen / aan kracht verliezen weldadig = heel prettig / heilzaam / aangenaam de balans = evenwicht doorgeslagen = te ver gegaan haaks staan op = niet kloppen met / het tegendeel zijn van het ideaal = situatie die heel goed is / waar je naar streeft incidenteel = een enkele keer / zo nu en dan het pleidooi = betoog (toespraak) waarin je probeert anderen ergens van te overtuigen de praktijk = doen / uitvoeren van regels of van een theorie structureel = deel uitmakend van een patroon / blijvend