Nederlands : Nederlands a priori = vooraf bekeken, van te voren achteloos = slordig, nonchalant, zonder er goed over na te denken beschikken over = hebben / beslissen over iemand of iets chargeren = overdrijven, vaak om iets belachelijk te maken / aanval uitvoeren complex = ingewikkeld / verschillende gebouwen die bij elkaar horen / geheel van dingen die bij elkaar horen / negatieve ideeën en gevoelens over jezelf eloquent = welbespraakt, welsprekend erudiet = geleerd, over een uitgebreide kennis beschikkend etnische groep = volk, of deel van een volk, vaak met dezelfde taal en cultuur fascinerend = heel interessant, erg boeiend fenomenaal = heel bijzonder, verbazingwekkend frequent = regelmatig, vaak voorkomend heroïsch = moedig, heldhaftig ingrijpend = met grote invloed klam = vochtig en koud levende taal = taal die actief door mensen gesproken en geschreven wordt onderscheiding = prijs of medaille die je krijgt als teken van eer overschakelen op = veranderen naar, gebruik maken van rekruteren = aannemen, in dienst nemen rudimentair = primitief, basaal, nog niet ver ontwikkeld tutoyeren = je of jij zeggen verkleumen = stijf worden van de kou vloeiend = soepel, zonder te stoppen voordien = voor die tijd de wasem = vochtige lucht, damp