Nederlands : Nederlands het, de animo = lust, opgewektheid / interesse het bakerpraatje = fantasieverhaal, verzinsel boud = heldhaftig, moedig, gedurfd de claim = eis, vaak om geld / bewering dat iets waar is conventioneel = gewoon, normaal, gebruikelijk / ouderwets op drijfzand baseren = uitgaan van onjuiste gegevens of aannames emeritus = met pensioen (met betrekking tot een baan bij de universiteit of de kerk), oud- (zoals in oud-docent) van de hand wijzen = afwijzen met een gerust hart = vol vertrouwen heilzaam = gezond voor lichaam of geest de hoogleraar = docent en onderzoeker aan de universiteit het initiatief = voorstel of handeling waarmee je iets in gang zet laatdunkend = minachtend lood om oud ijzer zijn = geen verschil maken de mythe = verhaal over het ontstaan van goden / verhaal over iets dat zeer twijfelachtig is naïef = met te veel vertrouwen, kinderlijk, onnozel ontvankelijk = vatbaar, gevoelig de psychologie = wetenschap van het gedrag van mensen de replicatie = herhaling van een experiment / verdubbeling, kopie reproduceren = nabootsen, nadoen, verdubbelen, herhalen van een experiment resulteren = als resultaat hebben ronkend = snoevend, opschepperig schoon schip maken = helemaal opnieuw beginnen, opruiming houden in het spel zijn = aan de hand zijn, aan de orde zijn tarten = kwellen, uitdagen de variabele = grootheid die steeds een andere waarde kan hebben in vredesnaam = ter wille van de vrede, in hemelsnaam, alsjeblieft een zwak gestel = een kwetsbare gezondheid