Nederlands : Nederlands absent = afwezig actief = niet stilzittend affectie = liefde, genegenheid afkeer = grote weerzin meedogenloos = hard, genadeloos mild = welwillend mits = op voorwaarde dat neutraal = onpartijdig partijdig = bevooroordeeld passief = niet handelend present = aanwezig tenzij = behalve als traditioneel = vasthoudend aan oude gewoontes vooruitstrevend = zoekend naar beter