Nederlands : Nederlands verplicht = het moet voorlopig = voor nu, de komende tijd, tijdelijk geregeld = regelmatig, het gebeurt vaak reeds = al argument (het) = goede reden stelling (de) = mening die volgens jou waar is relatie (de) = verhouding, hoe mensen met elkaar omgaan zekerheid (de) = dat je iets zeker weet toelichten = uitleg geven afzonderlijk = elk apart