Nederlands : Nederlands absent = afwezig present = aanwezig optimist (de) = iemand die alles van de zonnige kant bekijkt pessimist (de) = iemand die alles zwaar inziet behendig = handig en vlug onhandig = niet zo makkelijk met bewegen, stuntelig uitstekend = heel goed belabberd = heel slecht bevestigen = zeggen dat iets zo is ontkennen = zeggen dat iets niet zo is