Nederlands : Nederlands dominant = overheersend evaluatie (de) = de nabespreking, de beoordeling feedback (de) = het commentaar, de terugkoppeling globaal = in grote lijnen impulsief = zonder nadenken instinct (het) = onbewust intensief = hevig, diepgaand introduceren = invoeren motiveren = onderbouwen oriƫnterend = een beeld vormend, bepalen waar je je bevindt primair = het belangrijkste, in de eerste plaats, direct (zonder nadenken) prominent = vooraanstaand, opvallend segment (het) = deel selecteren = (uit)kiezen sporadisch = zelden tegenstelling (de) = het tegenovergestelde