Nederlands : Nederlands
absent = afwezig
actief = niet stilzittend
formeel = volgens de regels
gierig = niet bereid om te delen
huidige = van nu
informeel = vrijblijvend
mits = op voorwaarde dat
optimist = iemand die alles van de zonnige kant bekijkt
passief = niet handelend
pessimist = iemand die denkt dat alles slecht afloopt
present = aanwezig
tenzij = behalve als
toenmalige = van die tijd
vrijgevig = gul