Nederlands : Nederlands dominant = overheersend globaal = in grote lijnen impulsief = zonder nadenken instinct (het) = onbewust intensief = hevig, diepgaand introduceren = invoeren motiveren = onderbouwen oriƫnterend = beeldvormend primair = in de eerste plaats segment (het) = deel selecteren = (uit)kiezen tegenstelling (de) = het tegenovergestelde