Nederlands : Nederlands beïnvloeden = iemand of iets proberen te veranderen bestaan uit = samengesteld (of: opgebouwd) zijn uit afwijken = niet hetzelfde zijn belemmeren = tegenhouden onderverdelen = delen van een geheel in aparte delen bij elkaar zetten aanduiden = duidelijk maken beschikken over = gebruik kunnen maken van verspreiden = over een bepaald gebied verdelen gelden = van toepassing zijn toestemmen = iets goedvinden afkeuren = iets niet goedvinden