Nederlands : Nederlands verlopen = voorbijgaan beheersen = onder controle hebben desnoods = als het echt niet anders kan desondanks = toch gemeen hebben = hetzelfde hebben initiatief, het = eerstel voorstel of actie nastreven = iets proberen te bereiken ordenen = in een bepaalde volgorde zetten overeenkomst, de = de afspraak signaal, het = het teken waarmee je iets duidelijk maakt teruglopen = minder worden tevergeefs = zonder resultaat verkrijgen = iets krijgen vertonen = laten zien wijze, de = de manier