Nederlands : Nederlands aanhouden = voortduren betrekking hebben op = verband hebben met compromis, het = oplossing waarbij alle partijen iets toegeven desondanks = toch effectief = doeltreffend gemeen hebben = hetzelfde hebben hanteren = met iets omgaan initiatief, het = de actie die je als eerste neemt luiden (vraag) = inhouden, klinken met behulp van = geholpen door (iets) opinie, de = de mening overeenkomst, de = de afspraak principe, het = de vaste overtuiging ten aanzien van = met betrekking tot ten behoeve van = voor iets of iemand