Nederlands : Nederlands iets voor de boeg hebben = iets nog moeten meemaken of doen functioneren = de taken goed kunnen uitvoeren associƫren = er iets bij denken, er een nieuwe gedachte bij krijgen gebaat zijn bij = voordeel hebben van averechts = tegengesteld halsreikend = heel verlangend prepareren = voorbereiden, zorgen dat je er klaar voor bent verraderlijk = onverwacht gevaarlijk lokaliseren = uitvinden waar iets is of vandaankomt op de loer liggen = dreigen (van gevaar)