Nederlands : Nederlands samenhangend = wat met elkaar te maken heeft geheel, het = alles bij elkaar maximaal = hoogstens, niet meer dan volledig = compleet, helemaal aansluiten bij = zorgen dat het past bij standaard = gebruikelijk, normaal betrekking hebben op = te maken hebben met zakelijk = meer op feiten gericht en wat minder op personen persoonlijk = meer op personen gericht en wat minder op feiten vermelden = iets of iemand noemen