Nederlands : Nederlands debatteren = discussiƫren de dupe zijn = het sclachtoffer zijn huidig = van nu identiteit, de = wie je bent incident, het = vervelende, plotselinge gebeurtenis infrastructuur, de = geheel van wegen, havens en vliegvelden lanceren = afschieten melding maken van = melden overtrokken = overdreven patrouilleren = de ronde doen