Nederlands : Nederlands alert = attent, waakzaam appelleren (aan) = een beroep doen op authentiek = echt, origineel claimen = opeisen (zich) conformeren (aan) = zich schikken in, zich aanpassen aan confronteren (met) = in aanraking brengen met de vinger leggen op = nauwkeurig aanwijzen een kanttekening plaatsen bij = een kritische opmerking maken bij, commentaar geven bij empirisch = met behulp van onderzoek en eigen waarneming (berustend op eigen ervaring) epidemische vormen aannemen = erg groot worden, snel en sterk groeien forum = groep deskundigen die voor een publiek over een probleem discussieert essentie = de kern, het wezenlijke generaliseren = een algemene conclusie trekken uit een bijzonder geval grasduinen = op je gemak rondkijken of er iets is dat je bevalt het mes zetten in = bezuinigen op, inperken in een vloek en een zucht = in een oogwenk, zonder moeite inbreuk maken op = schade toebrengen aan irreëel = onwerkelijk kaalslag = afbraak, sloop kampen met = strijden met, het moeilijk hebben met manipuleren = beïnvloeden met oneerlijke middelen mentaal = geestelijk moreel = zedelijk, wat betreft goed en kwaad ongefundeerd = ongegrond onrendabel = geen winst opleverend, niet lonend opponent = tegenstander pleidooi = betoog polarisatie = het versterken van tegenstellingen principieel = berustend op eigen overtuiging of beginselen profijt = voordeel profileren = de aandacht op zichzelf vestigen rendementsdenken = denken aan wat het je oplevert, de opbrengst retorisch = waarin je gebruikmaakt van taaltrucjes, middelen van de redekunst ridiculiseren = belachelijk maken rivaliteit = wedijver, jaloezie sarcastisch = scherp spottend, bijtend suggestief = waarin een aanwijzing voor een antwoord zit theatraal = overdreven, onnatuurlijk universeel = algemeen geldend valide = geldig, krachtig volstaan = genoeg of voldoende zijn willens en wetens = met opzet, bewust zich het hoofd breken over = veel moeite hebben met zijn weerslag hebben op = nadelig werken op, negatief beïnvloeden