Nederlands : Nederlands alert = attent, waakzaam altruïstisch = gericht op een ander, onbaatzuchtig ambigu = dubbelzinnig, op verschillende manieren uitlegbaar appelleren (aan) = een beroep doen op authentiek = echt, origineel autobiografisch = over het leven van de schrijver autoriteit = deskundige claimen = opeisen (zich) conformeren (aan) = zich schikken in, zich aanpassen aan confronteren (met) = in aanraking brengen met debet = schuldig dwarsliggen = zich niet schikken in / zich niet aanpassen aan (↔ zich conformeren aan) empirisch = met behulp van onderzoek en eigen waarneming (berustend op eigen ervaring) fabuleren = verzinsels/verhalen vertellen fictie = verzinsels (ook: literatuur waarin de gebeurtenissen niet echt zijn gebeurd) forum = groep deskundigen die voor een publiek over een probleem discussieert fysiek = lichamelijk (↔ mentaal) gebelgd = erg boos, gekwetst generaliseren = een algemene conclusie trekken uit een bijzonder geval irreëel = onwerkelijk laster = slechte dingen vertellen over iemand (zonder bewijs) manipuleren = beïnvloeden met oneerlijke middelen mentaal = geestelijk metier = vak, beroep moreel = zedelijk, wat betreft goed en kwaad namaak = niet echt, niet origineel (↔ authentiek) ongefundeerd = ongegrond ongeldig = niet geldig, niet krachtig / niet overtuigend (↔ valide) opponent = tegenstander polarisatie = het versterken van tegenstellingen polemiek = woordenstrijd, discussie pragmatisch = praktisch, nuttig en bruikbaar principieel = berustend op eigen overtuiging of beginselen profileren = de aandacht op zichzelf vestigen promotioneel = ter bevordering van de verkoop realistisch = werkelijk (↔ irreëel) rectificeren = een fout bericht verbeteren retorisch = waarin je gebruikmaakt van taaltrucjes, middelen van de redekunst ridiculiseren = belachelijk maken rivaliteit = wedijver, jaloezie suggestief = waarin een aanwijzing voor een antwoord zit theatraal = overdreven, onnatuurlijk valide = geldig, krachtig