Iemand iets onder de neus wrijven. Zijn neus stoten. Het hoofd in de schoot leggen.
Zijn gal spuwen. Het op iemand gemunt hebben. Ergens een slag naar slaan.
Op zijn poot spelen. De bloemetjes buiten zetten. Voet bij stuk houden.
Van toeten noch blazen weten. Iets goedkeuren. De betrekkelijkheid van iets inzien.
Overdrijven om iets belachelijk te maken. Onderdrukt lachen. Iets met zekerheid toe zeggen.
Iemand iets influisteren / voorzeggen. Iets in goede conditie / staat houden. Toezicht houden.
Letterlijk weergeven wat iemand zegt. Iemand ergens opmerkzaam op maken. De positie van de minister IS IN HET GEDING.
De voorzitter STAAT ER GEKLEURD OP. Het zakken voor dat examen was EEN HARD GELAG. Even wachten tot DE KRUITDAMPEN ZIJN OPGETROKKEN.
Dat hangt als een ZWAARD VAN DAMOCLES boven zijn hoofd. Na lang aandringen GING HIJ OVERSTAG. Het is hem naar zijn hoofdgestegen.
Gestolen goed gedijt niet. Het WAS voor haar NIET TE HARDEN op die afdeling. Het gaat goedschiks of kwaadschiks.
zich ergens bij neerleggen er lukt iets niet / afgewezen worden iemand onvriendelijk op zijn fouten wijzen
een ruwe schatting maken iemand als slachtoffer gekozen hebben heel boos zijn
aan een standpunt vasthouden flink feestvieren / uitgaan heel erg tekeergaan
relativeren sanctioneren er iets van af weten
garanderen gniffelen chargeren
surveilleren conserveren souffleren
staat ter discussie; moet besproken worden attenderen citeren
de drukte / de ophef voorbij is moeilijk te verdragen / te verteren valt in negatieve zin op
Hij heeft verbeelding gekregen. gaf hij toe een gevaar dat voortdurend dreigt
Iemand werkt mee of hij / zij doet het gedwongen, maar het gebeurt was niet uit te houden Van spullen die je gestolen hebt, geniet je niet echt