Nederlands : Nederlands prestige = aanzien pseudoniem = schuilnaam prognose = voorspelling realiteit = werkelijkheid climax = hoogtepunt afgunst = jaloezie teneur = strekking relaas = verslag plaquette = gedenkplaat referendum = volksraadpleging een toontje lager zingen = een minder grote mond opzetten iets op touw zetten = iets organiseren een vinger in de pap hebben = iets te vertellen hebben / invloed hebben je handen ergens van aftrekken = je ergens niet meer mee bezighouden / bemoeien door het lint gaan = zich niet meer kunnen beheersen hand- en spandiensten verrichten = helpen door allerlei werkzaamheden / klusjes te doen in het honderd lopen = misgaan iemand van zijn apropos brengen = iemand in de war brengen iemand de ogen openen = iemand doen inzien hoe het werkelijk is op zijn neus kijken = teleurgesteld zijn alibi = bewijs tijdens het misdrijf op een andere plaats te zijn geweest cartoonist = tekenaar van spotprenten commotie = opschudding rationeel = met je verstand hypocriet = schijnheilig rivaliteit = het streven elkaar te evenaren en te overtreffen additionele = bijkomende emotioneel = gauw ontroerd aanmaning = betalingsherinnering emigreren = zich in het buitenland vestigen