Eisma Station

Woordenlijsten Station

Hier vind je de woordenlijsten van Station van Eisma. Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Wil je Nederlandse spelling oefenen? Doe dat met de app van Meester Klaas.

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • de achterstand = wat je achterloopt
  • Helaas had André een achterstand met rekenen.

  • actief = werkzaam, bezig
  • Zij is actief in verschillende sporten: voetballen, schaatsen en tennissen.

  • het argument = beweegreden
  • Welk argument had je om tegen dit voorstel te zijn?

  • het aroma = geur
  • Bij binnenkomst rook je gelijk het aroma van de koffie.

  • de bacterie = klein organisme
  • Door bacteriën kun je flink ziek worden.

  • de bast = schors
  • Uit de bast van de boom haalde men gom voor kauwgom.

  • bewust = wetend, expres
  • Waarom heb je bewust daarover gelogen?

  • het bungeejumpen = springen, hangend aan elastiek
  • Op vakantie gingen ze bungeejumpen vanaf een hoge brug.

  • Celsius = maat voor temperatuur
  • Het was die zomerse dag wel 28 graden Celsius.

  • chemisch = scheikundig
  • Er werd een chemisch stofje toegevoegd, zodat het niet ging stinken.

  • het chloor = soort gas
  • In een zwembad doet men chloor tegen de bacteriën in het water.

  • controleren = toezicht houden op
  • De leraren controleren de werkstukken van de leerlingen.

  • cursief = schuingedrukt
  • De cursief gedrukte tekst viel op tussen de advertenties.

  • doneren = geven
  • Hij doneerde een flink bedrag aan het goede doel.

  • de evenaar = middencirkel van de aarde
  • Rond de evenaar is het erg droog; er groeien dus weinig bomen.

  • exclusief = uitsluitend
  • Deze prijs is exclusief btw, dus dat bedrag komt er nog bij.

  • het filter = zeef
  • Door het filter werden verkeerde stoffen buiten gehouden.

  • de finale = eindstrijd
  • In de finale won Spanje van Duitsland.

  • het gamen = computerspelletjes spelen
  • Peter was een potje aan het gamen.

  • het gat in de markt = iets wat er nog niet is
  • Zijn nieuwe uitvinding was een gat in de markt.

  • grenzen verleggen = doen wat je niet eerder deed
  • Je sport moet niet saai zijn, want je wilt je grenzen verleggen.

  • hersluitbaar = opnieuw te sluiten
  • Het zakje is hersluitbaar, zodat je het meerdere keren kunt gebruiken.

  • in één klap = in één keer
  • John had in één klap al zijn problemen opgelost.

  • de infectie = besmetting
  • Hij had een flinke infectie aan zijn luchtwegen.

  • investeren = ergens geld in steken
  • De rijke man investeerde een flink bedrag in het nieuwe stadion.

  • de kousenband = soort Surinaamse groente
  • De Surinaamse familie at die avond onder andere kousenband.

  • kunstmatig = nagemaakt
  • Tegenwoordig gebruikt men kunstmatige gom voor kauwgom.

  • de luchtwegen = waarmee je ademhaalt
  • Als je last van je luchtwegen hebt, heb je moeite met ademhalen.

  • mediterrane = van rond de Middellandse Zee
  • In de mediterrane keuken eet men veel groente.

  • het micro-organisme = zeer klein organisme
  • Je mag in dit water niet zwemmen, omdat er micro-organismen in zitten.

  • de moussaka = Griekse maaltijd met aubergines
  • Op vakantie in Griekenland aten we regelmatig moussaka.

  • nauwkeurig = heel precies
  • Televisiekanalen instellen is een heel nauwkeurig werkje.

  • opgezwollen = dikker worden
  • Mijn pols was opgezwollen doordat ik er op was gevallen.

  • opvallend = heel duidelijk
  • Het was opvallend dat je gisteren ziek was toen we een toets hadden.

  • de outfit = hoe je er uit ziet
  • Paul had een prachtige outfit aan met carnaval.

  • de panoramafoto = foto met breed beeld
  • Op de panoramafoto van de bergen had je een heel breed beeld.

  • peddelen = roeien
  • Hij peddelde rustig naar de andere kant van het water.

  • pekelen = met zout bedekken
  • Vroeger pekelde men het voedsel om het te kunnen bewaren.

  • de prestatie = goede verrichting
  • Met dat kampioenschap heeft hij een geweldige prestatie geleverd.

  • prijzig = duur
  • Die trui is wel prijzig; ik heb dat geld er niet voor over.

  • raften = varen over wild water
  • Als je wilt raften, moet je tegen wilde golven kunnen.

  • rauw = ongekookt
  • Sommige groenten zijn rauw echt niet lekker.

  • de reden = waarom iets gebeurt
  • Om welke reden heeft hij de afspraak afgezegd?

  • het risico = gevaar
  • Karel heeft een groot risico genomen door met dit weer te gaan varen.

  • het salaris = loon, uitbetaling
  • Toen hij zijn salaris kreeg, kocht hij een nieuwe tv.

  • de schans = schuine baan
  • Zij ging met een flinke snelheid van de schans.

  • skivliegen = heel ver springen op ski's
  • Met skivliegen kun je grote afstanden afleggen.

  • het slijmvlies = vlies in keel en neus
  • Als je verkouden bent, is je slijmvlies verdikt.

  • het snufje = klein beetje
  • Je hebt maar een snufje zout per dag nodig.

  • speedskiën = heel snel skiën
  • Met speedskiën kun je behoorlijke snelheden halen.

  • de stijl = manier
  • Deze schrijver heeft zijn eigen stijl van schrijven.

  • de strategie = manier van doen
  • Hij heeft een goede strategie om die opdracht uit te voeren.

  • de sushi = Japans gerecht van o.a. rauwe vis
  • Ik vond de sushi in dat Japanse restaurant erg lekker.

  • uitdagend = spannend, gedurfd
  • Sommige sporten zijn erg uitdagend.

  • de variatie = afwisseling
  • Hij heeft veel variatie aangebracht in dat liedje.

  • vermommen = verkleden, zich anders voordoen
  • Zij was vermomd als Kerstman om iedereen voor de gek te houden.

  • verteren = verwerken
  • Je voedsel moet in je maag verteerd worden.

  • het virus = ziekteverwekker
  • Je kunt verkouden worden door een virus.

  • vlijmscherp = heel erg scherp
  • Het mes was vlijmscherp; het sneed zo door het taaie leer.

  • het vlot = platte boot of snel
  • Op het vlot dreven ze de rivier af. Dat ging heel vlot.

  • voornamelijk = vooral
  • Marjan eet voornamelijk fruit; dat vindt ze lekker.

  • de weerstand = verzet
  • Er was veel weerstand tegen het nieuwe voetbalstadion.

  • de zoetstof = vervanging van suiker
  • In kauwgom zit tegenwoordig zoetstof in plaats van suiker.