Nederlands : Nederlands "centraal -\"In het debat staat het fileprobleem centraal. \"-" = belangrijkste persoon of positie "centraal -\"Brussel ligt centraal in België. \"-" = om of bij het middelpunt gelegen "communicatie -\"De communicatie tussen hen verliep soepel dankzij hun sterke non-verbale signalen, zoals glimlachen en knikken. \"-" = overdracht of uitwisseling van informatie "communiceren -\"Ze communiceren regelmatig via e-mail om projectupdates uit te wisselen. \"-" = (informatie) overbrengen, spreken (met) "compleet -\"Ik was het compleet vergeten. \"-" = volkomen, helemaal "compleet -\"Het servies is nog helemaal compleet. \"-" = volledig, voltallig "contact -\"De oplader maakt slecht contact met de smartphone. \"-" = onderlinge aanraking van elektrische geleidingen "contact -\"Tijdens corona moest je één persoon als knuffelcontact kiezen. \"-" = persoon met wie je (geregeld) omgaat "contact -\"In het buitenland had ik telefonisch contact met mijn familie. \"-" = onderlinge communicatie "contact -\"Vermijd contact met de huid. \"-" = aanraking, verbinding, voeling