gaan om
Deze film gaat om een groep vrienden die een avontuurlijke reis maken, dat is de essentie. |
garanderen
Ik garandeer dat je niet zal slagen als je niet studeert. |
gebeurtenis
De gebeurtenis van gisteren heeft een diepe indruk op mij achtergelaten. |
gebruik
Het gebruik van technologie heeft ons leven op vele manieren verbeterd. |
gebruik
Ze leerden de gebruiken en tradities van het land tijdens hun reis. |
gebruik maken van
Ze maakte gebruik van haar netwerk om een nieuwe baan te vinden. |
gedachte
Ik ben zo verliefd, ze is altijd in mijn gedachten. |
gedachte
Het idee om op wereldreis te gaan was al lang een gedachte in haar hoofd. |
gedachte
Haar gedachte was om dit weekend haar vrienden te bezoeken. |
gedachte
Mijn gedachte is dat we moeten samenwerken om dit probleem op te lossen. |
gedurende
Gedurende de les moeten we opletten. |
geregeld
Weinig studenten hebben een geregeld leven. |
geregeld
Hij komt geregeld te laat. |
geschikt
Deze cursus is geschikt voor beginners die willen leren coderen. |
geschikt
Hij is een geschikte kerel die je altijd wil helpen. |
gesloten
De winkel is wegens vakantie gesloten. |
gesloten
een gesloten circuit |
gesloten
Hij deelde zijn gevoelens nooit, hij was een gesloten persoon. |
geval
Het was een ongewoon geval van extreme weersomstandigheden dat tot veel schade leidde. |
geval
Het geval wilde dat het begon te regenen net toen we op het punt stonden te vertrekken. |
geval
Gooi het hele geval maar in de prullenmand. |
gewoonlijk
Gewoonlijk sta ik op om zeven uur. |
gewoonte
Het is mijn gewoonte vroeg op te staan. |
gunstig
In het gunstigste geval rijdt er vandaag nog een bus, anders kunnen we morgen pas weg. |
gunstig
Hij keek gunstig naar haar voorstel en stemde ermee in om het uit te voeren. |
iets dat gebeurt of gebeurd is, voorval, feit | ergens voor instaan, waarborgen | gericht zijn op wat de bepaling noemt |
werkwoorduitdrukking die aangeeft dat iemand actief gebruikmaakt van iets om een specifiek doel te bereiken | gewoonte | het zich bedienen van, het actief benutten van iets, zoals een object, vaardigheid of methode |
plan, voornemen | denkbeeld, voorstelling van de geest | het (na)denken, denkproces |
ordelijk | tijdens | mening, oordeel |
(van personen) aardig | (van personen en zaken) bruikbaar | regelmatig, volgens een vaste gewoonte |
niet openhartig, zwijgzaam | zonder onderbreking | niet geopend, dicht |
ding, vreemd, niet definieerbaar voorwerp | toeval | voorval, dat wat gebeurd is |
voordelig, voorspoedig | wat je meestal doet | doorgaans, volgens iemands gewoonte |
goedgezind, genadig, goedkeurend, aangenaam |