schooltaalwoordenboek

Wil je Nederlandse spelling oefenen? Doe dat met de app van Meester Klaas.

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • in (de) plaats van (i.p.v.) = een alternatieve keuze of actie aan te geven in plaats van een andere
  • Ik besloot te wandelen in plaats van de bus te nemen om van de frisse lucht te genieten.

  • in de loop der = voortgang in de tijd, duur met nadruk op het verloop of de ontwikkeling in het verleden of de toekomst
  • In de loop der jaren heeft hij veel geleerd over tuinieren.

  • in de loop van = voortgang in de tijd, duur met nadruk op een gebeurtenis of actie in het heden
  • In de loop van de dag zal het weer verbeteren.

  • in het vervolg = voortaan
  • In het vervolg vertrek ik tien minuten eerder door de werken.

  • in ieder geval = in elk geval, iets geldt of is van toepassing, ongeacht de omstandigheden of de specifieke details van een situatie
  • Ik weet niet ze kan komen, maar in ieder geval hebben we al genoeg eten voorbereid als ze komt.

  • in staat zijn tot = het vermogen of de capaciteit hebben om iets te doen of te bereiken
  • Ondanks zijn jonge leeftijd is hij in staat tot complexe wiskundige berekeningen.

  • in verband met (i.v.m.) = geeft een relatie of connectie tussen verschillende zaken, de reden waarom iets gebeurt
  • De toets is uitgesteld in verband met problemen met de planning.

  • in volgorde van = gerangschikt of gepresenteerd op basis van een bepaalde volgorde of reeks
  • De leerlingen kwamen aan beurt in volgorde van hun klasnummer.

  • indelen = in delen splitsen, in groepen ordenen
  • De klas werd ingedeeld in groepen van vier voor het groepsproject.

  • indruk = merk, teken, spoor
  • de indruk van een voet

  • indruk = uitwerking die iemand of iets heeft op je gedachten of je gevoel
  • Mijn eerste indruk is positief.

  • informatie = inlichtingen, gegevens waardoor je meer over iets te weten komt
  • Alle informatie over de uitstap staat op onze website.

  • inhoudsopgave = opsomming van de hoofdstuktitels van een tekst met de bladzijdenummers waar de hoofdstukken beginnen
  • Ik gebruikte de inhoudsopgave om snel te bladeren naar het onderdeel 'desserts'.

  • inmiddels = intussen, ondertussen, in de tussentijd
  • De trein had wat vertraging, maar inmiddels zijn we bijna op de bestemming.

  • interessant = belangwekkend, boeiend
  • Ik heb gisteren een interessant artikel gelezen.

  • internationaal = tussen twee of meer landen; van, voor, in verschillende landen
  • Het festival trekt elk jaar duizenden internationale bezoekers aan.

  • intussen = in die tijd, inmiddels
  • De trein had wat vertraging, maar intussen zijn we bijna op de bestemming.

  • intussen = ondanks dat alles
  • Ze was erg zenuwachtig, maar intussen gaf ze een uitstekende presentatie.

  • invloed = uitwerking van een gebeuren, een zaak, een persoon op iets of iem. anders
  • De invloed van sociale media op ons dagelijks leven is enorm.

  • invloed = gezag
  • Als president heeft zij veel invloed.

  • invloed = uitwerking van sterkedrank
  • Rijden onder invloed is strafbaar.