Nederlands : Nederlands "maatregel -\"Het centrum is nu autoluw als maatregel tegen de verkeersoverlast. \"-" = handeling of ingreep met een bepaald doel "materiaal -\"Vogels verzamelen materiaal voor hun nest. \"-" = grondstof, alles waarvan iets is gemaakt, of waarmee je iets kunt doen "matig -\"De dokter adviseerde haar om matig te sporten om haar conditie te verbeteren. \"-" = niet overdreven "matig -\"Hoewel hij hard werkte, behaalde hij slechts een matig resultaat op het examen. \"-" = middelmatig, niet best "meerdere -\"Hij rapporteert aan een meerdere die verantwoordelijk is voor het project. \"-" = superieur, hogere in rang "meerdere -\"Ze heeft meerdere talen geleerd tijdens haar verblijf in het buitenland. \"-" = verscheiden, meer dan één "meetellen -\"Tel mee van 10 tot 0. \"-" = meerekenen, erbij tellen "meetellen -\"Lichaamstaal telt mee bij het presenteren. \"-" = samen met andere personen of dingen van belang zijn of waarde hebben, ook van belang zijn "merken -\"Ik heb niets gemerkt van het lawaai. \"-" = bemerken, bespeuren, waarnemen, in de gaten krijgen "merken -\"De dozen met glaswerk zijn gemerkt met een X. \"-" = voorzien van een herkenningsteken "minnetjes -\"Zijn examen was maar minnetjes. \"-" = zwak, minder "minnetjes -\"Ik vind het nogal minnetjes van haar dat ze jullie in de steek laat. \"-" = gemeen, slecht, verachterlijk "minstens -\"De saus moet minstens twee uur pruttelen. \"-" = minimaal, op zijn minst "moeilijkheid -\"De moeilijkheid van het examen zorgde ervoor dat veel studenten extra tijd nodig hadden om zich voor te bereiden. \"-" = probleem, iets dat moeilijk, lastig is "mogelijkheid -\"Het is mogelijk dat we vandaag eerder klaar zijn. \"-" = omstandigheid dat er iets kan gebeuren "motief -\"Het motief van de dader was jaloezie. \"-" = beweegreden, drijfveer, overweging die tot een handeling leidt "motief -\"bloemetjesmotief \"-" = dessin, patroon dat steeds wordt herhaald in een ontwerp