Nederlands : Nederlands "zekerheid -\"Voor alle zekerheid kan je beter het vuur uitzetten als je de telefoon opneemt. \"-" = het zeker-zijn, vaste overtuiging, waarborg, veiligheid "zo … mogelijk -\"Ga zo snel mogelijk naar huis!\"-" = zo … als maar kan "zorgen (voor) -\"Zorg goed voor je laptop, want repareren is duur. \"-" = voortdurend en toegewijd in de weer zijn voor anderen "zorgvuldig -\"Maak deze opdracht zorgvuldig.\"-" = met zorg, met aandacht en voorzichtig, nauwkeurig